Nadat we de kinderen in het ‘natte gedeelte’ hebben
afgeleverd, lopen Buur en ik naar achter het raam. Het enige tafeltje waar je nog
net om het hoekje kunt zien (en dus onze
kinderen) is nog vrij. In de verte, ook
nog áchter een onhandig opgestelde rolmat, zie ik inderdaad zo’n 20 natte
wurmpjes. Eén daarvan is mijn dochter. Ze heeft een roodbadpakje aan. Maar dat
hebben er meer.
Onder ons gesprek
over belangrijke zaken, zwaai ik zo nu en dan naar die natte wurmpjes in
de verte. Ik weet zeker dat de nog-nieuwere ouders het belachelijk vinden. Vond
ik ook. Totdat mijn dochter vorige week verweet dat ik haar niet eens zág als
ze naar mij keek! Dus zwaai ik nu te pas en te onpas als ik in de verte iets
roods zie.
Het strategisch opgestelde tafeltje is dus nu van ons. En
dus maak ik daar gebruik van. Ik zie dat de kinderen met grote dikke witte
staven in de weer zijn. Ik zie ook een jongetje onder zo’n ding, onder water
glijden. Nu weet ik dus niet of hij hierdoor weer een extra groen vlaggetje op
zijn scorelijst krijgt, of dat hij hier nu
wekenlang een trauma aan overhoudt. In de auto vraag ik mijn dochter wat dat grote ronde witte ding was.
“Húh? Oh, daar mochten we mee spelen. ”
“Néé, dat zijn kleurenslangen, deze die ik bedoel zijn wit”.
“Die ken ik niet. Mag Pluk van de Petteflet nu aan?”
Geen resultaat. En Pluk redt een Krullevaar.
”Wat moesten jullie nou met die wc-rol doen?”
“Ooooh, dieie! Ja, Makkelieieie “En met haar hand onder haar hoofd prikt ze in een boterham weg en met volle mond zegt ze: "je hoeft er niet de hele tijd over te praten, hoor”.
Volgende week is het kijkles voor de ouders. Dan hoef ik er
niet de héle tijd over te praten. Lekker rustig.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten