Kleuters krijgen tegenwoordig een rapport. En niet zomaar
een vrolijk tekeningetje met een konijntje en een beertje die staan voor ‘hup
zet em op’ of ‘dat doe je goed’, nee: 3
pagina’s, onderverdeeld in de categorieën Sociale competentie, Werkhouding,
Taalontwikkeling, Rekenontwikkeling, Wereldoriëntatie, Kunstzinnige vorming en
Bewegingsonderwijs ( inclusief de pen- greep en schaargreep). Nou ja, daarvan bijkomend (hoezo worden die kleuters al hélemáál langs
een meetlat gelegd!) ging ik me met Dochter en rapport op de bank nestelen om deze pagina’s grondig
door te nemen. Toegeven, ik was trots. Het
állertrotst was ik toen ik het verhaaltje van de juf op de laatste pagina las. Mijn
lofuitingen interesseerden haar niet zo: Dochter vond dat ze vandaag écht een
mooie dag had omdat ze een rapport had. “Maar”, zuchtte ze,”de dag is perfect
als ik straks naar het roze bandje mag”, doelend op de zwemles. Ik probeerde
haar resultaatdrang nog in te perken door te zeggen dat het een perfecte dag
was als ze vooral een léúke zwemles zou hebben. Ze reageerde niet.
Toen we de kinderen door de zware slierten voor het zwembad
hadden geduwd en thee gehaald hadden, moesten Buur en ik het weer druk over Belangrijke
Zaken hebben. Het waren er dit keer veel. Maar veel tijd hadden we niet: de
laatste tien minuten keken we alweer aan de rand van het bad. Bezig met een ingewikkeld circuit met matten op en hoepels in het water, zag
ik de Dochter het grootste plezier had. Zij hielp de juf zelfs om de omver gezwommen
hoepels weer op z’n plaats te leggen. Mooi, ze vond het leuk.
Aan het einde van de les kreeg ze een
briefje mee, waarop stond dat ze inderdaad naar het volgende bandje mocht. Blij
dat ze was. In de kleedkamer kakelde ze honderduit over het nieuwe, roze
bandje. Buurkind stond er enigszins beteuterd bij. Zij mocht nog niet naar het
roze bandje. Ik vertelde Buurkind dat ik gezien had hoe goed en krachtig zij de
borstcrawl al deed. Mijn complimenten werden schouderophalend in ontvangst genomen.
‘Boeien’, zal ze wel gedacht hebben. En terecht: zij mocht immers nog niet naar
het roze bandje. Dus probeerde ik via mijn dochter bemoedigende woorden haar doen
toekomen: “Nou, Buurkind mag de volgende
keer of die keer daar op ook naar het roze bandje. Dat is leuk, dan hebben
jullie hetzelfde bandje weer!”
Buur had erg veel last van haar schouder. Er waaide een gure wind. We aten niet gezellig met z'n allen. Dochter lag vroeg op bed omdat ze misselijk was en buikpijn had. Ze vatte ze de dag nog wel even samen: het was een
perfécte dag.